De eerste 100 dagen van Jolijn Betlem
8 september 2020
Jolijn Betlem heeft het OLVG en een bestuursfunctie bij CPZ verruild voor een bureaufunctie bij CPZ. Ze blikt terug op de eerste 100 dagen: de zorgstandaard, ongelooflijk veel lijnen en ‘een flinke kluif’ (de Verloskundig Indicatielijst).
September 2020 Sabine van Aken
SvA: Je werkt nu (more or less) 100 dagen op het CPZ bureau, maar je kent het CPZ al veel langer.
JB: Jazeker, ik was sinds begin 2018, namens de KNOV, bestuurslid van het CPZ. Het is ongelooflijk boeiend om nu met nét een andere bril naar de geboortezorg te kijken en te ervaren wat er allemaal op bureauniveau wordt opgepakt. Ik geniet en leer elke dag van alles wat er gebeurt op het gebied van kwaliteitsmanagement, rond de indicatorenset, van de organisatie van zorg, van nou ja you name it. Het is veel, er is veel kennis en het tempo ligt hoog.
SvA: Je bent de nieuwe programmaleider Zorgstandaard Integrale Geboortezorg (ZIG). Wat trof je aan toen je begon?
JB: Ik trof ten eerste een actualisatieproces van de ZIG aan. Er is een addendum over geschreven, en dat zal waarschijnlijk deze maand nog door het Zorginstituut worden vastgesteld. In dit addendum zijn zaken opgenomen rond bijvoorbeeld het preconceptionele consult en over veranderende wetgeving. We zitten eigenlijk al volop in de volgende stap: we zijn begonnen met de uitgebreide evaluatie van de ZIG, die vervolgens – maar dan moet je eerder denken aan volgend jaar – dan zal worden herzien.
De ZIG: actualiseren – evalueren – herzien
SvA: Daarnaast trof je denk ik de Verloskundige Indicatielijst (VIL) aan?
JB: Ik trof inderdaad een flinke klus aan, die in de volksmond inderdaad de VIL heet, maar die we moeten omdopen naar de nieuwe ‘samenwerkingsafspraken’. Een dossier dat duidelijk erg lang gelegen heeft en dat we nu vanaf het begin weer helemaal oppakken: we starten met het neerzetten van een proces waar geen speld tussen te krijgen is.
SvA: Als je nu terugkijkt op die eerste 100 dagen, wat is dan het meest bijzondere wat je opviel?
JB: Eigenlijk vooral de veelheid der dingen. Als je alleen al kijkt naar het aantal lijntjes dat loopt tussen veld en beleid, tussen veld en branchepartijen, tussen veld en patiëntenorganisaties. Ik zou de eerste 100 dagen met gemak hebben kunnen vullen met kennismakingsgesprekken… maar daarvoor lag er te veel werk! Het heeft me wel doen beseffen dat het voor elke geboortezorgprofessional nauwelijks te doen is: hij of zij wordt letterlijk van alle kanten benaderd. Ik gun het geboortezorgveld wat dat betreft echt regie op al die initiatieven, op alle onderzoeken die er plaatsvinden, op alle tools en informatie die op ze af komen.
SvA; Wat is jouw persoonlijke drijfveer in deze?
JB: Nou, ik ben uit het zorgveld gestapt omdat ik een breder perspectief op het proces ambieerde. Ik heb vorig jaar een studie Bestuurskunde afgerond en wilde dat inzetten. Bovenal wil ik naar de cliënt kijken. En daarvoor is een integraal perspectief nodig. De cliënt wordt zwanger en krijgt een baby. Voor de cliënt is dat altijd één proces. En zo moeten wij het dus ook benaderen.
SvA: De ZIG had in 2020 geïmplementeerd moeten zijn. Dat is niet gelukt. Hebben we collectief gefaald?
JB: Nee, nee, zeker niet. De implementatiedoelen waren destijds zeer ambitieus opgesteld. Er is een aantal heel aanwijsbare (randvoorwaardelijke) factoren aan te wijzen waardoor we er nog niet zijn. Maar dat zal ook de evaluatie van de ZIG moeten uitwijzen. Waar ik in ieder geval heel positief over ben is dat we ons nu heel goed realiseren dat we het met elkáár moeten doen.
SvA: kun je nog wat vertellen over de evaluatie van de ZIG? Waar moet ik dan bijvoorbeeld aan denken?
JB: Het gaat bijvoorbeeld om zaken als de ‘coördinerend zorgverlener’. Dit wordt echt als een probleem ervaren. We moeten het met elkaar gaan hebben of dit niet anders kan. Meer flexibiliteit bijvoorbeeld. We moeten een knoop doorhakken over bepaalde kaders, en daarbinnen ruimte laten aan de regio. Dat zou een uitkomst kunnen zijn.
SvA: hoe gaat die evaluatie in zijn werk?
JB: Er vinden nu allerlei evaluaties plaats. Van het Zorginstituut en het RIVM bijvoorbeeld. De samenstelling van al die ZIG-evaluaties vormen het kader. Daarna gaan we naar het tweede niveau en daarin kijken we meer naar het detail. Het CPZ leidt die groep. Alle geboortezorgpartijen zijn vertegenwoordigd. Als dat klaar is wordt de ZIG herzien. De structuur van de ZIG zal waarschijnlijk meer op hoofdlijnen zijn, ik verwacht dat er veel minder noodzaak is voor details. We zullen met elkaar een beslissing moeten nemen over streefnormen of minimumnormen. En we zullen met elkaar een format moeten ontwikkelen voor integrale richtlijnen.
de VIL moeten we echt gaan regelen met elkaar
SvA: Dat klinkt als een flinke uitdaging! Wat wordt je grootste kluif?
JB: Ja, dat is dan toch de VIL. Ik moet zeggen, superleuke uitdaging! Ik voel echt dat we het verplicht zijn aan onze klanten om dit te regelen. De klant / cliënt / patiënt moet weten waar ze aan toe is. Voor de klant is het niet boeiend wie welke zorg verleent, voor de klant is het boeiend dát de zorg wordt verleend. De beste zorg mogelijk. De best mogelijke start voor moeder, kind en gezin. De VIL wordt traditioneel vaak geassocieerd met een domeinenstrijd. Dat moet ophouden. Ik heb er ook echt goede hoop op dat we deze keer echt gaan regelen met elkaar. We bouwen de procedure stap voor stap sámen op. En in die procedure zit naadloos ingebakken: het gaat niet om jouw (branche)visie, het gaat om de cliënt. En dan is een integraal perspectief noodzakelijk. <