Bestuurslid Edwin Knots: “Het begint allemaal met inhoud en kwaliteit van de zorg”
september 2020 Sabine van Aken
Edwin Knots heeft zijn opleiding tot kinderarts gevolgd in Het Raboudziekenhuis in Nijmegen en in het MMC te Veldhoven. Al tijdens zijn opleiding had de neonatologie zijn bijzondere interesse. Edwin is inmiddels 28 jaar werkzaam in het Catharinaziekenhuis in Eindhoven als kinderarts met als bijzonder aandachtsgebied de neonatologie. “Het is een prachtig vak.”
SvA: Hoe wordt een kinderarts uit Eindhoven bestuurslid van het CPZ?
EK: Al vroeg in mijn carrière ben ik medisch manager geworden en werd ik bestuurlijk actief. Op dit moment ben ik voorzitter van de Vereniging Medische Staf van ons ziekenhuis; eerder was ik bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van Kinderartsen (NVK). In die tijd kwam het stuurgroeprapport “een Goed Begin” (2010) uit. Wij hebben destijds als NVK-bestuur ingestemd met de oprichting van het CPZ als onafhankelijk orgaan, om alle partijen in de geboortezorg bijeen te brengen en de aanbevelingen van het stuurgroeprapport vorm te geven. Na mijn bestuursperiode bij de NVK werd ik vanuit de NVK voorgedragen om zitting te nemen in het CPZ bestuur. Dat is inmiddels 3 jaar geleden.
SvA: Wat is jouw belangrijkste drijfveer als het gaat om de geboortezorg?
EK: Het goede van ‘Een Goed Begin’ is dat het een rapport is dat zeker niet in een la is beland. Het rapport heeft zijn waarde echt bewezen. Een van de conclusies was: we moeten het sámen doen. Daar geloof ik heel sterk in. ‘Een Goed Begin’ is het begin van een nieuwe zienswijze geweest: het beaamde dat iedereen op zijn eigen gebied zijn best deed maar stelde ook vast dat in het geheel het aan regie en samenwerking ontbrak.
SvA: Is de samenwerking in de geboortezorg wat jou betreft verbeterd in de afgelopen 10 jaar?
EK: Jazeker. Maar we zijn er nog niet. We moeten een aantal thema’s los van elkaar gaan beschouwen. Het begint wat mij betreft allemaal met inhoud en kwaliteit van de zorg zoals vastgelegd in de Zorgstandaard Integrale Geboortezorg. Als je dat op orde hebt met elkaar dan volgt het tweede thema, ‘organisatie van zorg’ en het derde thema ‘bekostiging van de zorg’ vanzelf. De thema’s worden nu veel te veel met elkaar vermengd waardoor de discussie nodeloos ingewikkeld wordt.
SvA: Waar liggen de grootste uitdagingen in de geboortezorg?
EK: Ik zie eigenlijk vier grote uitdagingen die we met elkaar moeten oppakken. De eerste uitdaging is een heel voor de hand liggende: het niet digitaal kunnen uitwisselen van gegevens. Daar zijn we nog steeds niet toe in staat. Om de kwaliteit van zorg te verbeteren is de digitale gegevensuitwisseling een zeer scherpe randvoorwaarde. Wat mij betreft prioriteit nummer één.
Over de tweede uitdaging kan ik kort zijn: We móeten verder met multidisciplinaire richtlijnen. Vanuit de monodiscipline partijen erbij zoeken kan echt niet meer. Als je vanuit het perspectief van de zwangere vrouw en haar baby in de buik redeneert, dan is een integrale richtlijn onontbeerlijk.
SvA: Helder. Is de derde uitdaging ook zo eenduidig?
EK: Nee. Die is ingewikkelder. Een hele belangrijke ontwikkeling die we met elkaar gaan aanpakken is de herijking van de verloskundig indicatielijst naar actuele samenwerkingsafspraken. Dat moet ook echt want het document dat er nu ligt stamt uit 2003 en wordt traditioneel geassocieerd met een domeinenstrijd. Die samenwerkingsafspraken gaan echter vastleggen wanneer iets van a naar b moet. Het zal toch een limitatieve lijst van doorverwijzingen worden. Om daar opnieuw over na te denken is feitelijk heel contraproductief. De zwangere vrouw komt namelijk naar één team. Onze cliënt is helemaal niet geïnteresseerd in a of b. In die zin zou je af moeten stappen van de eerste en de tweede lijn. Vanuit het integrale cliëntperspectief is dat niet meer dan logisch.
SvA: ik voel een vierde uitdaging aankomen….?
EK: Last but not least: ik ben een zeer groot voorstander van het meten van uitkomsten. Prems (patiëntgerapporteerde ervaringen) en Proms (patiëntgerapporteerde uitkomsten) houden de geboortezorgprofessionals een grote spiegel voor en zijn onmisbaar voor de verdere kwalitatieve groei van de geboortezorg.
Ik wil met dit betoog helder maken waar we met elkaar onze tanden in moeten zetten. Maar ik wil niet de indruk wekken dat er niets is gebeurd. Integendeel! VSV’s zijn in hun kracht gezet en hebben meer en meer positie gekregen. Kwaliteit van zorg is gedefinieerd en de zorgstandaard is omarmd. Op het gebied van kwaliteit en inhoud is heel, heel veel bereikt. Nog vier grote uitdagingen met elkaar op te lossen en dan volgen die laatste hobbels, die van de organisatie en de bekostiging, als vanzelf. Let maar op. <