Rapport RIVM over perinatale sterfte vraagt om verbreding inzet geboortezorg
9 december 2020
(bericht geüpdatet)
Op maandag 7 december hebben minister Van Ark en staatssecretaris Blokhuis de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken in en rond de geboortezorg. Bij deze brief is een aantal stukken aangeboden, waaronder de perinatale sterftecijfers over 2019 (Perined) en het (RIVM-)rapport met trends, oorzaken en verbanden rond perinatale sterfte. Uit de stukken blijkt dat de daling van de het perinatale sterftecijfer stagneert.
Babysterfte tussen 2008-2015 sterk gedaald
Sinds 2008 zijn beleids- en preventiemaatregelen en kwaliteitsverbeteringen in de geboortezorg geïmplementeerd. De toegenomen samenwerking tussen ketenpartners in de zorg, de ontwikkeling van een gezamenlijke zorgstandaard in de geboortezorg, de invoering van de 20 weken echo, verbeteringen in de zorg voor pasgeboren kinderen op de neonatale intensive care en uitvoering van de Perinatale Audit hebben bijgedragen aan de daling van de perinatale sterfte.
Stagnatie
Het RIVM-rapport en de Perined-cijfers laten echter zien dat met het huidige palet aan maatregelen in de geboortezorg een plafond bereikt lijkt te zijn en dat intensivering van ingezette acties nodig is, willen we het perinatale sterftecijfer verder laten dalen.
Vergelijking met Finland
Tussen 2008 en 2018 is het sterfteverschil met Finland sterk afgenomen, vooral bij de a terme sterfte. Een nog resterend verschil in perinatale sterfte is vooral te wijten aan een hoger percentage vroeggeboortes in Nederland dan in Finland.
Nieuwe risicofactoren leiden tot meer vroeggeboortes
De stagnerende babysterfte heeft met veel factoren te maken, waaronder de leefstijl van de aanstaande ouders, maar ook met sociale factoren, zoals laaggeletterdheid, taalachterstand en armoede. Ook worden obesitas en een niet-westerse herkomst van de moeder als risicofactoren geduid. Uit het rapport blijkt dat deze risicofactoren het risico op vroeggeboorte en de kans op babysterfte verhogen. Babysterfte en vroeggeboorte komen bovendien vaker voor in achterstandswijken.
Obesitas neemt toe
Overgewicht en obesitas zijn geassocieerd met verhoogde risico’s op ongewenste uitkomsten voor moeder en kind. Die risico’s zijn er niet alleen tijdens de zwangerschap en bevalling, zoals het risico op vroeggeboorte en perinatale sterfte, maar ook voor gezondheidsrisico’s later in het leven en voor zowel de moeder als het kind. In Nederland stijgt het percentage vrouwen met obesitas (= bmi, een body mass index, van meer dan 30) met de leeftijd van de vrouw, ook al in de vruchtbare leeftijd. In de leeftijdsgroep 19-24 jaar is het ongeveer 7%, in de leeftijdsgroep 40-44 jaar is dat tot 15% (Figuur 3.12). Matig overgewicht (bmi = 25-30) stijgt vergelijkbaar met de leeftijd en is op iedere leeftijd nog 10% hoger dan obesitas.
Zorg voor moeders van niet-Nederlandse herkomst
het aantal geboortes bij moeders met een niet-westers herkomst tussen 2004 en 2016 is toegenomen. Hierdoor is het aandeel van die groepen in de totale Nederlandse perinatale sterfte gestegen tot rond 25%. Dat is vooral gerelateerd aan de toename van de groep ‘overig niet-westers’, vooral afkomstig uit Afrika en Azië, onder wie ook asielzoekers en statushouders. Deze subgroep heeft inmiddels een geschat aandeel van rond 10% in de totale perinatale sterfte.
Sociaaleconomische factoren
Zoals bij vrijwel alle gezondheidsproblemen is er ook bij perinatale sterfte sprake van verschillen in sterfte die geassocieerd zijn met sociaaleconomische verschillen. Die verschillen zijn gerelateerd aan opleiding, inkomen, aan de herkomst van de moeder. De verschillen manifesteren zich bijvoorbeeld in de wijken waar groepen (aanstaande) moeders wonen met een lager inkomen of lagere opleiding.
Verbreding sociaal domein noodzakelijk
Met de huidige risicofactoren in beeld zullen de geboortezorg en andere partijen alle zeilen bij moeten zetten om het huidige sterftecijfer verder te verlagen. Een verbreding naar en verbinding met het sociaal domein is absoluut noodzakelijk. Niet-medische risicofactoren zoals armoede en sociale achterstanden vormen immers een belangrijke bijdrage aan de babysterfte.
Kwalitatieve consultatie: Intensivering van beleid en nadruk op preventie
Naast het kwantitatieve onderzoek heeft het RIVM ook kwalitatief onderzoek gedaan. Hieruit blijkt dat er kansen liggen op het gebied van preventie, zeker als het gaat om het vermijden van vroeggeboorte. Daarnaast is het intensiveren van verbeteringen van de kwaliteit van de geboortezorg essentieel. De geïnterviewden benoemden het belang van een sterkere positie voor VSV’s, het afschaffen van eigen bijdragen, het versterken van integraal kwaliteitsbeleid en de noodzaak van het sneller kunnen uitwisselen van data.
Voor de consultatie van het veld zijn in totaal twintig interviews gehouden met vertegenwoordigers van de beroepsgroepen, van drie verzekeraars en vertegenwoordigers van cliënten (de Patiëntenfederatie en de Moederraad Geboortehart). Ook is gesproken met andere relevante veldpartijen, zoals Perined, het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het College Perinatale Zorg (CPZ), de Federatie van vsv’s en enkele experts op specifieke aandachtsgebieden zoals de perinatale audit, het toezicht op de geboortezorg, integrale bekostiging en integrale zorg.
Uit de interviews komen de deze aanbevelingen naar voren:
- Versterk de centrale rol en positie van VSV’s.
- Stel een multidisciplinair gremium in dat aan integrale kwaliteitsverbetering werkt en multidisciplinaire richtlijnen opstelt. De eerste focus vroeggeboorte en obesitas.
- Stimuleer onderzoek naar de oorzaken en gevolgen van vroeggeboorte en hoe dat via preventie en zorg mogelijk kan worden teruggedrongen.
- Ontwerp een passende bekostigingsstructuur voor de integrale geboortezorg, met aandacht voor preventie, preconceptiezorg en de verbinding met de JGZ en het sociaal domein.
- Schaf de eigen bijdragen af voor de poliklinische bevalling in het ziekenhuis en de kraamzorg en de eigen betaling voor de NIPT.
- Investeer in een snellere en betere perinatale registratie en een bredere data-infrastructuur van de integrale geboortezorg.
- Organiseer een duurzame, effectieve verbinding van de geboortezorg met de activiteiten en opbrengsten van het Kansrijke Start programma.
- Investeer snel en planmatig in de harmonisatie en verbetering van de interoperabiliteit van de ICT-infrastructuur in de geboortezorg.
- Pas de governance van Perined en het CPZ aan om hun toekomstige rollen en taken effectief te kunnen uitvoeren.
- Richt een Perinataal Monitoring Centrum op.
Wat is er gemeten?
Perined heeft de perinatale sterfte in 2019 onderzocht, vanaf 22 weken zwangerschap tot en met 28 dagen na de geboorte.
RIVM heeft de babysterfte tot 2018 bekeken, vanaf 24 weken zwangerschap tot en met 7 dagen na de geboorte.
Perined-cijfers over 2019
Het perinatale sterftecijfer vanaf 22 weken zwangerschap tot en met 28 dagen na geboorte is 7.8 per 1000 geboren kinderen. In 2018 was dat 7.9 per 1000 geboren kinderen.
Het perinatale sterftecijfer vanaf 24 weken zwangerschap tot en met 7 dagen na geboorte is 4.6 per 1000 geboren kinderen. In 2018 was dat 4.5 geboren kinderen.
Aan de slag
De geboortezorgpartijen zijn op 1 december door VWS op de hoogte gesteld van de belangrijkste punten uit het RIVM-rapport. De geboortezorgpartijen zullen het rapport gebruiken als een belangrijke impuls voor kwaliteitsverbetering en verbreding van de ingezette koers. De geboortezorgpartijen gaan aan de slag met de inhoud van het RIVM-rapport en komen in 2021 gezamenlijk met de verdere uitwerking van de verbetervoorstellen. De geboortezorgpartijen nemen in deze verbetervoorstellen ook de resultaten van de Midterm Review van de strategische agenda van de geboortezorg[1] en de resultaten van de evaluatie van de Zorgstandaard[2] mee.
[1] In 2016 is het stuurgroepadvies ‘Een Goed Begin herijkt. De geboortezorgpartijen hebben eind 2017 een vertaling gemaakt naar drie heldere ambities voor de toekomst: de strategische Agenda voor de Geboortezorg 2018-2022: Samen bevalt beter! De strategische agenda is momenteel onderwerp van een zorgvuldige Midterm Review.
[2] De ZIG wordt momenteel geëvalueerd door geboortezorgpartijen onder regie van het CPZ.