Monodisciplinaire bekostiging van geboortezorg

Binnen de geboortezorg zijn er drie bekostigingsvormen:

  • Eerstelijns verloskunde
  • Eerstelijns kraamzorg
  • Tweedelijns medisch specialistische zorg

Elke bekostigingsvorm kent zijn eigen zorgprestaties en tariefsoorten[1].

1. Eerstelijns verloskunde

Een eerstelijnsverloskundigenpraktijk kan een aantal basis verloskundige prestaties en overige zorgprestaties declareren:

  • De ‘basis verloskundige prestaties’ zijn vaste bedragen per zwangere. Het gaat bijvoorbeeld om ‘Volledige verloskundige zorg’ of ‘Begeleiding week 0-14’ . Ook kan de eerstelijnsverloskundige toeslagen in rekening brengen voor zwangeren die bijvoorbeeld uit achterstandswijken komen of in een asielzoekerscentrum wonen.
  • Bij de ‘overige prestaties’ declareert de verloskundige per zorgactiviteit. Denk aan een algemene termijnecho of prenatale screening counseling.

Voor de prestaties in de eerstelijnsverloskunde stelt de NZa maximumtarieven vast. Dit betekent dat de tarieven die verloskundigen met zorgverzekeraars afspreken niet hoger mogen zijn dan de door de NZa vastgestelde bovengrens.

2. Eerstelijns Kraamzorg

Een kraamzorgorganisatie declareert vooral per uur en daarnaast per zorgactiviteit:

  • Per uur kraamzorg en per uur partusassistentie.
  • Per inschrijving, per intake (bij de zwangere thuis of telefonisch) en partusassistentie

Voor de prestaties in de kraamzorg stelt de NZa maximumtarieven vast. Dit betekent dat de tarieven die kraamzorgorganisaties met zorgverzekeraars afspreken niet hoger mogen zijn dan de door de NZa vastgestelde bovengrens.

Een overzicht van alle prestaties en tarieven voor 2024 voor eerstelijns verloskunde en eerstelijns kraamzorg is te vinden op de website van de NZa

3. Tweedelijns medisch specialistische zorg

Het ziekenhuis kan ongeveer 30 verschillende DBC-producten en 15 overige zorgproducten voor geboortezorg declareren:

DBC staat voor Diagnose Behandel Combinatie. Een DBC-zorgproduct is het geheel van consulten, onderzoeken en behandelingen die een patiënt gemiddeld ondergaat in een ziekenhuis bij een bepaalde diagnose. Een voorbeeld is het DBC-zorgproduct ‘Begeleiding spontane partus’. Per zwangere of ouder kan in de prenatale, natale en postnatale fase één DBC-zorgproduct per fase worden gedeclareerd.

  • Een ‘Overig Zorgproduct’ (OZP) is een prestatie die het ziekenhuis los van het DBC-zorgproduct kan declareren. Bij OZP’s wordt gebruik gemaakt van de activiteiten en faciliteiten in het ziekenhuis, waarbij de gynaecoloog vaak niet betrokken is.
  • Voor de ziekenhuizen en gynaecologen gelden deels maximumtarieven, deels vrije tarieven. Voor de gynaecologie/ obstetrie zijn de tarieven vrijwel allemaal vrij. Dit betekent dat zorgverleners met de zorgverzekeraars zelf in de onderhandelingen een tarief mogen afspreken. Per verzekeraar kunnen verschillende tarieven gelden.
  • Alle informatie over de monodisciplinaire prestaties en tarieven staat in de beleidsregels die zijn vastgesteld en gepubliceerd door de Nederlandse Zorgautoriteit.

Schematische weergave prestaties van de drie bekostigingsvormen:

Het ziekenhuis declareert bij de zorgverzekeraar per vrouw en baby, eerstelijnsverloskunde per vrouw en zorgactiviteit en kraamzorg vooral per uur en daarnaast per zorgactiviteit.

Bron: Handreiking versterken netwerksamenwerking in de geboortezorg – Nederlandse Zorgautoriteit (overheid.nl)

De NZa stelt de hoogte van (vrijwel alle) maximumtarieven vast op basis van periodieke landelijke kostenonderzoeken:

  • De abonnementstarieven voor de prestaties basis verloskundige zorg zijn daarmee gebaseerd op het gemiddeld aantal uur dat eerstelijns verloskundigen in Nederland in 2015 aan de begeleiding van een zwangere en ouder besteedden. De NZa indexeert de tarieven ieder jaar.
  • De tarieven voor de prestaties kraamzorg zijn vrijwel allemaal bepaald op basis van kraamzorg kostprijsonderzoek.

Voor meer informatie over de totstandkoming van tarieven, zie de informatiekaart van de NZa met uitleg. De NZa is voornemens om in het derde kwartaal van 2024 een nieuw kostprijsonderzoek voor de eerstelijns verloskunde en eerstelijns kraamzorg te starten. De verwachting is dat op basis hiervan in 2026 nieuwe tarieven gaan gelden.


[1]       Bron: Handreiking versterken netwerksamenwerking in de geboortezorg – Nederlandse Zorgautoriteit (overheid.nl) vanaf hoofdstuk 4 bekostigingsvormen.